Boorn & Boerschop 2023-03: De offersteen

geplaatst in: Boorn & Boerschop, Publicatie | 0

Auteur: Bertie Velthuis

In de 2de uitgave, die van augustus van de Boorn en Boerschop van dit jaar vertelde ik over het “vinden” van de offersteen in de (zij)tuin van het notariskantoor Kühlmann aan de Bekenhorst 15 te Borne. In het dagblad Tubantia stond boven het artikel dat over de “vondst” berichtte, de kop : “Dit is de heilige graal van Twente”. Deze uitdrukking verwijst naar een reliek of ander magisch voorwerp waar vanaf de twaalfde eeuw naar werd gezocht. Meer concreet het is de beker waar Jezus en zijn apostelen uit dronken. In de loop van de eeuwen is de zoektocht belangrijker geworden dan het voorwerp, de beker, zelf. Het gebruiken van deze uitdrukking verwijst naar het vinden van iets bijzonders, iets waar lang naar is gezocht. Het gebruik van deze uitdrukking is hier niet geheel op zijn plaats. Lang is namelijk niet naar de steen gezocht, er waren zelfs mensen die wisten waar de steen zich bevond. Wel heeft de gevonden steen iets met religie te maken. Mogelijk is het een Germaanse offersteen. Naar het zich laat aanzien, weet men al langer dat het hier om een bijzondere steen gaat. Een zwerfkei, belangrijker dan de vele andere zwerfkeien die in het oosten van ons land worden gevonden Bij de steen staat namelijk een klein, nogal gehavend bordje, met de tekst “Richtersteen”. En tevens staat op het bordje “orstpl”. Uit nader onderzoek blijkt dat dit uitgelegd moet worden als Dorsetplein. Op basis hiervan denk je aan een steen waarbij in oude tijden recht werd gesproken. Toch schuilt in de uitdrukking “heilige graal van Twente” mogelijke enige waarheid. De steen heeft waarschijnlijk iets met religie te maken. Mogelijk is het een offersteen. En mogelijk heeft ze iets met de oorsprong van het dorp Borne te maken. In dit artikel zal ik proberen deze nieuwe hypothese te verduidelijken.

Het “vinden” van de steen

Voor een bijeenkomst in de Grolsch Veste te Enschede, nu ruim drie jaar geleden, waren alle Heemkunde verenigingen, Historische verenigingen en “clubs” met gelijke doelstellingen van Twente uitgenodigd. Wij werden ontvangen door de heer Willy Berends. Hij wees ons op de unieke situatie m.b.t. de supporters van F.C. Twente. Ieder dorp of stad in Twente heeft een eigen supportersvereniging, die ieder middels een spandoek met de meest fanatieke en duidelijke teksten rondom het veld aan de tribunes hangt. Bij geen andere voetbalclub in Nederland is dit het geval. Volgens de heer Berends had dit te maken met de grote mate waarin Twente zich een eenheid, meer eenheid, voelt dan dat dit in andere streken het geval zou zijn. En deze eenheid vindt volgens hem zijn oorsprong in het feit dat in dit gebied vanaf voor onze jaartelling een kleine “zelfstandige” Germaanse stam, “de Tubanti” (De Tubanten) woonden. De gewoonten, gebruiken, normen en waarden van die stam zouden nog steeds in de volksaard van de “Tukkers” voortleven. Hij was voornemens over de eenheid van Twente, en het ontstaan hiervan een film te maken.
Twee jaar later werd ik door hem gebeld met de vraag of ik wist waar “de offersteen” in Borne lag. Ik wist dat niet. Ik heb enkele kenners van de historie van Borne gevraagd, maar zij wisten het ook niet. Nooit van gehoord. Weer enkele maanden later werd ik weer door hem, een goede onderzoeker is vasthoudend, gebeld. Gelijktijdig met de vraag verwees hij naar een brief van de heer A.C. Meyling (Albert) zoals deze in ’t Inschrien, 8ste jaargang, 4 oktober 1976 is opgenomen (‘t Inschrien is het kwartaalblad van de Oudheidkamer Twente). De inhoud van de brief luidt als volgt:

Zwerfkei te Borne

Ongeveer 60 jaar geleden vertelde mijn vader mij dat hij van zijn vader gehoord had dat er in het midden van de markt te Borne een zwerfkei begraven lag. Wij waren toen jongelui en vonden deze overlevering belangrijk genoeg om er een onderzoek naar in te stellen. De kei, zo zei men, was het verzamelpunt geweest van schooiers en ander “min volk” waartegen zij uitrustten en soms de nacht doorbrachten. Dit verdroot de omwonenden en men besloot de kei te laten zakken. Er werd een onderzoek ingesteld. Bij smid Steinman werd een lange ijzeren pin besteld met scherpe punt en met dit instrument werd het centrum van de markt afgepeild. De pin werd tussen de kinderkopjes in de markt gedreven en, na langdurig zoeken, werd de ligplaats van de kei gelokaliseerd. Het gemeentebestuur gaf toestemming tot opgraven en zo kwam de monoliet tevoorschijn. Minder groot dan wij ons hadden voorgesteld maar toch van behoorlijke afmeting. Een platte steen, men zou zeggen een offersteen. Waar moest men met de steen naar toe? Hij kwam per slot te liggen in de voortuin van perceel Dorsetplein 8, ongeveer 60 meter van de vindplaats waar hij nu ligt op een gazonnetje in het midden van de bloemen. (huis is nu aangekocht door de gemeente). Niemand weet dit, want de “schatgravers” van toen zijn waarschijnlijk allen gestorven of zijn zeer oud. Er is tegenwoordig een streven oude monumenten en huizen te sparen. Dit monument uit oeroude tijden komt hiervoor zeker in aanmerking. Zou het niet wat zijn deze steen terug te brengen naar de oude plaats. Misschien kan er dan een auto minder geparkeerd worden. Zou het niet kunnen dat het gemeentebestuur of de burgemeester een nummer van ’t Inschrien zou worden toegezonden zodat zij dit verhaal kunnen lezen? Dit zou zinvol zijn.

Toen Albert Meijling deze brief schreef was hij 86 jaar.
De steen zal, op basis van het verhaal van Albert, dat het in 1976 ongeveer 60 jaar geleden was, dat zijn vader het verhaal vertelde over de ingegraven steen. Dit is omstreeks 1916 geweest en moet de steen toen zijn opgegraven. Albert was toen 26 jaar. Maar Albert schrijft “wij waren toen jongelui”. Denkende dat hij toen ongeveer 20 jaar was, dan moet de steen 66 jaar voor 1976, dus in 1910 zijn opgegraven.
Bij het laten zakken van de steen ging men als volgt te werk: Men groef een diepe kuil onmiddellijke naast de steen en rolde deze er in. Zand er over en de klus was geklaard. Wanneer de steen is laten zakken kan uit de brief minder goed worden afgeleid. Albert schrijft dat “zijn vader van zijn vader had gehoord dat”. Zijn vader, Herman Meijling, de stichter van de brouwerij Hengelo’s Bier, is geboren in 1846. Kennelijk is zijn vader geen ooggetuige geweest van het laten zakken van de steen. Waarschijnlijk was hij toen nog niet geboren. Willy Berends geeft als datum van ingraven 1831. Dit is zeer wel mogelijk. Geconcludeerd kan worden dat de steen wellicht wel 100 jaar (of meer) onder het Marktplein, het latere Dorsetplein, heeft gelegen.
Op basis van de informatie uit de brief van Albert, heb ik Willy Berends enkele namen van oudere bewoners van het oude centrum van Borne doorgegeven. Bij de eerste de beste die hij vervolgens belde, te weten Joop Kroeze, was het meteen raak. Joop “kende” de steen, wist waar deze had gelegen en waar hij nu lag, namelijk bij het notariskantoor Kühlmann aan de Bekenhorst. Joop is geboren en getogen in het pand de Harmonie. Zijn moeder en enkele van haar broers, de heren Kamman, hadden hier tot midden jaren 70 een groentewinkel. Hij heeft de steen in de tuin van de villa Dorsetplein 8 zien liggen.

In de brief van Albert wordt ook naar Dorsetplein 8 verwezen als de plaats waar de steen na het opgraven is neergelegd. Hij schrijft “in de voortuin van het perceel Dorsetplein 8. De keuze voor deze nieuwe plek voor de steen was voor Albert logisch, want dit was de woning van zijn grootmoeder van moeders zijde, de fam. van Cleeff. Dit was voor hem een gemakkelijk te organiseren plek. Bovendien was de afstand slechts 60 m. zo schrijft hij. Waarom zou met, zeker in die tijd zo ver met de steen gaan “sjouwen?”. Opa van Cleeff was chicoreifabrikant. Deze woning is afgebroken en in de dertiger jaren en vervangen door een woning (villa) van de fam. Meijling en is vanaf 1977 in gebruik bij notariskantoor Kühlmann. Het notariskantoor is in 1993 afgebroken, om plaats te maken voor het winkelcomplex met o.a. de Lidl en appartementen. Bij de sloop van het notariskantoor is de steen door de vader van Jeroen Kühlmann, de huidige notaris naar het nieuwe notariskantoor aan de Bekenhorst, verplaatst.

Afb. 01: Offersteen in de tuin van notaris Kühlmann

Offersteen

Albert Meijling schrijft ”een platte steen, men zou denken een offersteen”.
Waarom zou deze steen een offersteen zijn? In een aantal steden en dorpen in Twente, de Achterhoek en Drenthe ligt nabij de oude kerk een zwerfkei van bijzonder grote afmetingen. Dit is het geval in o.a. Oldenzaal, Rijssen, den Ham en Neede. Er zijn ook stenen waarvan bekend is, dat deze vroeger onder het altaar van de kerk hebben gelegen. Enkele van deze stenen zijn in de kerk of de toren ingemetseld. De hypothese is nu dat bij de komst van het Christendom op heilige plaatsen van de Germanen, daar waar zij hun rituelen, als offers, aan de goden brachten, kerken werden gebouwd. Een handelswijze vergelijkbaar met “de werkwijze” waarbij Germaanse feesten tot Christelijke feesten als Kerstmis en Pasen, werden omgevormd. De Bornse “offersteen” moet, in deze theorie, dus eerst nabij de Oude Kerk gelegen hebben. Later zal ze verplaatst moeten zijn naar het marktplein, thans Dorsetplein. De Bornse “offersteen” is voor een zwerfkei redelijk groot. Bijzonder is dat de steen aan een zijde geen ronde vorm heeft. De steen is aan de bovenzijde namelijk bijzonder plat, als ware het een tafel. De steen is erg donker van kleur. Het is zeker mogelijk dat juist de steen een functie heeft gehad bij Germaanse rituelen. Jaap Grotenboer schrijf hierover in zijn boek “de Oude Kerk van Borne”, nadat hij eerst heeft verteld over de, via archeologisch onderzoek gevonden kleine gemeenschappen (buurtschappen), een in de Zuid Esch en een tweetal in de Stroom Esch (rond het graf van de “ridder van Borne), het volgende: Een dergelijke noaberschop, kleine gemeenschappen kende vaak een centrale vergaderplaats waar problemen werden besproken en geschillen werden opgelost. Zo’n plaats zou kunnen worden gezocht op een natuurlijk kruispunt, bijvoorbeeld daar waar de Bornse Beek en de Woolderbeek samenvloeien. Vlakbij de plek waar “verreweg de oudste begraafplaats is, die uit het jaar 1.000 dateert rond bij de Oude of Stephanuskerk”. Ook vertelt hij over de geleidelijke overgang van het door de Germanen aangehangen geloof naar het Christendom. Hij geeft hiervan 2 voorbeelden. De meest aansprekende is de christelijke wijze waarop de “Ridder van Borne” werd begraven, namelijk met zijn voeten richting het Oosten, maar, op grond van heidense denkbeelden en gebruiken, met rijke grafgift. Zo werd hem toegang gegarandeerd tot zowel de hemel als het walhalla! Het tweede voorbeeld dat hij geeft handelt over een gebeuren in 1216 op de feestdag van Petrus en Paulus, waar de gelovigen op het heilige kerkhof feest vieren, niet naar de pastoor luisteren en in de roes de formele regels van de kerk niet in acht nam. Men verviel, waarschijnlijk uit macht der gewoonte, in een heidense reidans, een vruchtbaarheidsdans, die gebruikelijk was bij de viering van de zonnewende. Jaap wil met deze voorbeelden m.i. zeggen dat de overgang van het Germaanse geloof naar het christelijke geloof een geleidelijk en langdurig proces was. Mij spreekt de redenering dat de eerste christelijke kerken werden gebouwd op plekken waar de plaatselijke bevolking” bij gelegenheden ”toch reeds “de gang naar toe had” het meest aan. In de combinatie met het gegeven dat Germaanse feestdagen werden omgevormd naar Christelijke feestdagen, lijkt dit erg voor de hand te liggen. Daarnaast geeft het bouwen van een Godshuis voor een nieuwe religie op een plek waar eerder een Godshuis van de “oude” religie stond een zekere vorm van macht, van overwining. Op meerder plekken, denk aan Istanboel met de Hagia Sophia (van christelijke kerk naar islamitische moskee) en aan de kathedraal in Sevilla (van moskee naar kathedraal).
Met zekerheid is niet te zeggen of betreffende steen een offersteen is, maar het zou kunnen.

Afb. 02: Op weg naar de Oude Kerk

Albert roept op de steen terug te brengen naar de oude plaats. Op de vraag wat precies de oude plaats is, geeft hij geen antwoord.
Er is, in overleg met de verschillende betrokkenen, ondanks de onzekerheden over “haar verleden” besloten de steen naar de Oude Kerk te verplaatsen. Jeroen Kühlmann heeft besloten de steen aan de inwoners van Borne te schenken. Het kerkbestuur heeft besloten de steen op haar terrein een mooie plek te geven. Infra, Sloop en Milieutechniek Dusseldorp te Borne heeft aangeboden de steen gratis te verplaatsen. Als Heemkunde Borne hebben wij de coördinatie van het gebeuren op ons genomen.
Vrijdag 20 oktober was het zover. We troffen het niet. Een kille oktoberdag, met veel wind en regen. Maar wel een bijzondere, ja zelfs historische dag Om 17.00 uur hadden ongeveer 25 mensen zich bij Notariskantoor Kühlmann, Westerhof en de Kok aan de Bekenhorst verzameld, om getuige te zijn van de precisie en het gemak waarmee machinist Jan Platenkamp met de 16 ton mobiele kraan van Infra, Sloop en Milieutechniek Dusseldorp te Borne de steen oppakte. De steen, met afmetingen van ongeveer 1,40 m x 1,40 m bleek gemiddeld een dikte van ongeveer 0,45 cm te hebben en ook aan de onderzijde vrijwel plat te zijn. De mobile kraan droeg het gewicht van ruim 2 ton, via de Bekenhorst, de Marktstraat en de Oude Kerkstraat naar de Oude Kerk. De stoet werd voorafgegaan door de assistent van de machinist Hermanto en een aantal aanwezigen, terwijl achter de stoet ook belangstellenden liepen. Bij de kerk is ze voorzichtig over het muurtje met ezelsruggetje naast de toren gelegd. Toen ze lag, nam Jeroen Kühlmann het woord. Hij droeg de steen namens zijn kantoor over aan de Bornse gemeenschap. Hij sprak de wens uit dat de steen hier nog vele duizenden jaren mag liggen. Geri van den Endt, de voorzitter van de Protestantse gemeente Borne, nam dit geschenk vol overtuiging in ontvangst en zei er goed voor te zullen zorgen. “We zullen hem poetsen”. Door Geri werden we in de Potkaamp uitgenodigd. Daar waren we, nat en koud, wel aan toe. Ons wachtte koffie en koek. Annemarie Haak bedankte Jeroen Kühlmann voor de goede zorgen waarmee vader en zoon Kühlmann de offersteen hebben omgeven. Tevens dankte zij de fa. Dusseldorp voor het gratis beschikbaar stellen van mensen en materieel.

Afb. 03: De steen, op zijn definitieve plek, wordt overgedragen aan de Oude Kerk V.l.n.r. Jeroen Kühlmann, Joop Kroeze, Geri van den Endt, Willy Berends en Bertie Velthuis

Namens het gemeente bestuur sprak wethouder Martin Velten. Hij memoreerde de geschiedenis van Borne, die zo verbonden is met die van de oude kerk. Tevens sprak hij over de waarde van het blijven behouden van de van dit verleden, hier in de vorm van deze steen.
Willy Berends wees op het vele werk dat Albert Meijling voor de cultuurhistorie van Twente heeft verricht. Het vinden van de offersteen is hiervan het concrete bewijs. Hij vertelde ook over de zoektocht die hij het afgelopen jaar heeft verricht naar stenen met een mogelijk zelfde geschiedenis als de Bornse steen. Hij heeft ruim 600 plaatsen in Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland en het aangrenzende deel van Duitsland bezocht. Op 102 plekken vond hij bij oude kerken een steen. Alleen de Bornse steen is gedurende de eeuwen wat verder van de kerk verwijderd geraakt. Ze is nu weer op de plek waar ze ooit heeft gelegen.
Adrie Hemmink, werkzaam bij het Twentehoes, sprak over het belang van de Oudheidkamer en de Twentse Sproak. Ze noemde Willy Berends in deze een voorvechter.
Na een kort gezellig samenzijn liep de Potkaamp langzaam leeg. Jeroen Kühlmann liep nog even langs de offersteen en gaf hem een “schouderklopje.

Afb. 04: Voorzitter van Heemkunde Borne, Annemarie Haak, bedankt alle aanwezigen voor de hulp en belangstelling
Afb. 05: Willy Berends

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2023-03)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)