Boorn & Boerschop 2023-01: Rabo Herman Schele, een bijzondere edelman

geplaatst in: Boorn & Boerschop, Publicatie | 0

Auteur: Frans Claas

Wie heden ten dage in onze woonstreek informeert naar ‘Rabo Herman Schele’, krijgt bijna steevast te horen, dat het een rust- en pleisterplaats is tussen Zenderen en Hertme. En dat klopt, hoewel die naam geschreven wordt als Rabo Herman Scheele, een ‘e’tje meer dus. Het gaat echter om dezelfde persoon, wiens achternaam in de loop der tijd zowel met twee als drie e’s geschreven werd. Tegenwoordig wordt de schrijfwijze ‘Schele’ aangehouden en dat doe ik in dit artikel ook.
Hoe komt die pleisterplaats echter aan die naam en wie is die persoon?(1) Het antwoord op het eerste deel van de vraag is vlot te geven:
Catharina Magdalena (Cato) Hӓnisch ten Cate(2), die sedert 1908 de eigenaresse van Landgoed Weleveld was, waartoe ook de boerderij met toebehoren op de huidige pleisterplaats behoorde, gaf de boerderij de naam Rabo Herman Scheele. Dat was in de dertiger jaren van de 20ste eeuw, nadat een ingrijpende verbouwing aan de boerderij had plaatsgevonden(3). De boerderij werd toen bewoond door de familie Bosscher. In 1962 kwamen Jan Willem en Geesje ter Keurs er wonen, die de pleisterplaats hebben opgebouwd. Thans zijn Ineke en Wim ter Keurs de beheerders van de pleisterplaats. Het antwoord op het tweede deel van de vraag is boeiender, maar vraagt meer toelichting en tekst. Daarover handelt de rest van dit artikel.

Wie is Rabo Herman Schele? ( 1620-1662 )
Zijn jeugd

Rabo Herman Schele zag het levenslicht in Huis Weleveld in 1620. Zijn vader was Sweder Schele II (de man van de 9kroniek(4) en zijn moeder Anna Brawe ten Campe Dijkhuis. Sweder was eerder gehuwd met Reinera van Coevorden, waarmee hij drie zonen en drie dochters kreeg. Twee zonen overleden vroeg. De jongste zoon uit dit huwelijk, Goossen Heidenrick (ook wel geschreven als Gosen Heidenrijk), werd na zijn huwelijk in 1631 de bewoner van Weleveld.
Reinera stierf echter in 1613, waarna Sweder in 1615 hertrouwde met Anna Brawe, een telg uit een Duitse adellijke familie van het Gut Campe in Quackenbruggen (Landkreis Emsland)(5). Anna en Sweder kregen drie nazaten, t.w. een dochter en twee zoons. De jongste zoon was Rabo Herman; hun oudste zoon en hun dochter zouden helaas op vroege leeftijd overlijden. Anna bleek voor alle kinderen een goede moeder te zijn.
De naam Rabo is afgeleid van de naam Raebolt (of Radboud), een oude familienaam in het geslacht Schele. De tweede naam, Herman, is een familienaam uit het geslacht van zijn moeder.
De eerste zes jaren verbleef Rabo Herman op Landgoed Weleveld.
In 1626 verhuisde het gezin naar Huis (‘Wasserburg’) Welbergen bij Ochtrup (Duitsland).

Adellijke bezittingen familie Schele

Waarom is dit onderwerp van belang in het kader van dit artikel? Dat zit zo:
Het Ridderschap gaf toegang tot de belangrijkste (en derhalve veel geld en aanzien opleverende) functies, zoals b.v. Drost van een gewest, vertegenwoordiger van een gewest in de landelijke Staten-Generaal en andere politieke functies, landrentmeester (beheerder van het onroerend goed van het gewest of provincie) en dergelijke. Toegang tot het Ridderschap verkrijgen betekende dus, dat de wegen naar aanzien, rijkdom en invloed zich openden. De vereisten om tot de Ridderschap toegelaten te worden werden in 1622 officieel op schrift gesteld:
Men moest van riddermatige geboorte zijn (van adellijk geslacht dus)
In het bezit zijn van een door de Ridderschap erkende havezate, die voldoende gegoed moest zijn (de waarde van de havezate en bijhorende goederen moest minimaal 25.000,00 gulden bedragen; een stevig bedrag in die tijd).
Bovendien besloten de Overijsselse Staten om een eind te maken aan de mogelijkheid, dat verschillende zonen van een vader vanwege één ouderlijke havezate toegang kregen tot de Ridderschap. Vanaf 1622 mocht één zoon, die minstens 24 jaar oud was, per havezate ingeschreven worden.

Sweder, een zeer ontwikkeld man, is van 1612–1619 namens het gewest Overijssel afgevaardigde geweest naar de Staten-Generaal. Hij was dus uitstekend op de hoogte van de politieke ontwikkelingen en wellicht, dat hij met vooruitziende blik in 1613 havezate Venebrugge(6) heeft gekocht. Weliswaar bezat hij reeds havezate Weleveld, maar als hij meer dan één zoon zou krijgen (hij wist rond 1613 uiteraard nog niet hoeveel kinderen hij zou krijgen, laat staan van welk geslacht, maar regeren is immers ook vooruitzien….) zou dat, gezien de gaande ontwikkelingen, een probleem kunnen geven.
In ieder geval vergrootte hij met de aanschaf van havezate Venebrugge zijn aanzien. Zijn volledige titel vanaf dat moment was ‘Sweder Schele Heer van Welvelde, erfkastelein(7) van Venebrugge’.
Naast verschillende boerderijen, die in de loop der tijd aan zijn bezit werden toegevoegd, verwierf hij in 1624 het Riddergoed Welbergen, dat een bezitting was van Johan van Oldenhuis. Anna, de oudste zus van Sweder, was getrouwd geweest met Johan van Oldenhuis en woonde al decennia op Welbergen. Haar man was al 20 jaar dood, toen Anna in 1624 overleed. Sweder nam toen het Huis (dat met flinke schulden belast was) van de erfgenamen over.
Zo bezat Sweder dus vanaf dat moment drie adellijke bezittingen en twee zoons ….. (8).

Rabo Herman en opleidingen

Vanaf 1626 woonde Rabo Herman met het hele gezin in Welbergen, waar hij de rest van zijn jeugd zou doorbrengen. Na zijn basisopleiding ging hij naar de ‘Hohe Schule zu Burgsteinfurt(9)’.
In 1637 ging hij rechten studeren aan de Universiteit van Leiden. Door Johann Friedrich Gronovius(10) (die later in 1658 tot hoogleraar werd benoemd in Leiden) werd Rabo Herman in die tijd omschreven als ‘wonderbaarlijk geleerd’ en ‘uitmuntend in goede manieren en eenvoud’.
In Leiden verkeerde Rabo Herman in toonaangevende humanistische en intellectuele kringen, die zijn verdere leven mede hebben bepaald.
Na zijn studie maakte Rabo, geheel in stijl met zijn stand en tijd, een zogeheten ‘Grand Tour’.

Afb. 01: Portret van Rabo Herman Schele

Een ‘Grand Tour’ was een reis door Europa voor welgestelde jongemannen ter afsluiting van hun studie. Men leerde tijdens de reis talen, geschiedenis van de oudheid, kunst en bouwkunst. Tevens was het een gelegenheid om een contactennetwerk op te bouwen. Vaak werd men begeleid door een leraar of gouverneur, maar ook een klein gevolg was mogelijk.

Rabo reisde naar Frankrijk en Italië. Hij was erg geïnteresseerd in staat- en krijgskunde van andere volken. In dat kader verbleef hij enkele jaren aan het hof van de Groothertog van Toscane, maar rond zijn vertrek was er eerst een trieste gebeurtenis, namelijk het overlijden van zijn vader.

Overlijden van vader Sweder

In 1639 overleed Rabo’s vader Sweder in Huis Welbergen. Zijn huiskroniek had hij mee naar Welbergen genomen en tot zijn dood is hij blijven schrijven. Zoals in ‘mijnstadmijndorp’ omschreven staat, was hij met recht ooggetuige van de 80-jarige en 30-jarige (vooral in Duitsland) oorlog. Zijn zoon Rabo Herman heeft actief meegewerkt aan de voorbereiding van de Vrede van Münster. Daarover later meer.
De erfenis van de adellijke goederen werd als volgt tussen Rabo Herman en zijn halfbroer verdeeld: Halfbroer Goossen Heidenrick erfde Weleveld en ging daar, samen met zijn vrouw Elisabeth Agnes Schade tot Ihorst, Hange und Buddenberg ook wonen.
Rabo Herman erfde de goederen Venebrugge(11) en Welbergen en zijn volledige naam werd dan ook Rabo Herman Schele tot Venebrugge en Welbergen

Grand Tour en verder ….

Zoals gezegd verbleef Rabo Herman enkele jaren(12) aan het Hof van de Groothertog van Toscane, toentertijd Fernando II de’Medici.
De’Medici in Florence is eeuwenlang de meest aanzienlijke familie geweest in Toscane. Hoewel zij ten tijde van het verblijf van Rabo Herman over het hoogtepunt van hun macht en invloed heen waren, was het Hof van de’Medici nog steeds één van de meest aanzienlijke van Italië. De familie heeft altijd de kunsten en wetenschap gestimuleerd. Dat deden ze ten tijde van het verblijf van Rabo Herman nog steeds; in 1610 werd Galileo Galilei (1564-1642) aangesteld als hof-wiskundige! Galilei blonk uit als wetenschapper op verschillende terreinen en verklaarde, dat de aarde om de zon draait. Dit bracht hem in conflict met de Katholieke Kerk, waar men zijn visie als ketterij zag. De’Medici bleven hem echter steunen.
Als Rabo Herman inderdaad rond 1640 in Florence geweest is, zal hij ongetwijfeld Galilei hebben ontmoet. Hopelijk is hij niet veel later in Florence aangekomen, want Galilei overleed in 1642.
Galilei mocht ook het Pitti Paleis (het woonpaleis van de Groothertog) en de bijhorende beroemde Boboli tuin gebruiken om wetenschappelijke experimenten te doen. Dat zal Rabo Herman zeker aangesproken hebben.
In Toscane verdiepte Rabo Herman zich vooral in de krijgskunde van de klassieke oudheid en met name van de Romeinen.

Een ‘zwaarvoetig’ intermezzo

Dat Groothertog Fernando II open stond voor bijzondere wetenschappelijke aanschaffingen, moge blijken uit het volgende verhaal uit ‘De Geschiedenisbibliotheek van Groningen’.
In 1640 was er in heel Europa, voor zover bekend, maar één olifant (Olijphant); de vrouwtjesolifant Hansken. Zij was speciaal voor Frederik Hendrik van Ceylon naar Holland verscheept. Nadat zij enkele jaren in de stallen van de Hollandse stadhouder had verbleven, werd zij verkocht.
De nieuwe eigenaar trok rond met haar om de kunstjes van Hansken te laten zien en haar te laten bewonderen.
Zo werd rond 1640 aan Cornelis Jacobs van Groenevelt toestemming gegeven om op de Pikeursplaats te Groningen aldaar een olifant te laten zien voor 3 of 4 dagen tot wederopzegging.
Hansken is ook in verschillende andere steden opgedoken; zo werd zij b.v. in 1643 aan het stadscollege te Gent getoond.
Toen Hansken op 9 november 1655 overleed, kocht Fernando II, Groothertog van Toscane, haar overblijfselen voor zijn naturaliën-verzameling!

Afb. 02: Afbeeldingen Hansken en zijn kunstjes

Bezigheden en werkzaamheden

Terug op Welbergen spitste zijn werkzaamheden zich vooral toe op studeren en schrijven. Hij bleef ongehuwd, maar had wel een hecht netwerk van geleerde en politieke vrienden.
Zijn bezit van de Huizen Venebrugge en Welbergen verschafte hem voldoende inkomen en bovendien toegang tot de Ridderschap en daarmee tot politieke platforms.
Venebrugge omvatte weliswaar enkele honderden hectare land, maar het Huis zelf was niet imposant; het werd omschreven als een deftige boerderij. Nadat Venebrugge in 1647 erkend werd als door de Ridderschap goedgekeurde havezate, kon Rabo Herman tot dat illustere gezelschap toe treden. Overigens heeft hij nooit op Venebrugge gewoond, zijn woonplaats bleef Welbergen.
Zijn bezitting Welbergen had hem toegang tot de Münsterse Staten (van het Bisdom Münster) kunnen verschaffen, maar omdat hij al geadmitteerd (toegelaten) was in de Sallandse Ridderschap kon dat niet meer. Omdat Rabo Herman een fel tegenstander was van de Münsterse vorst-bisschop Bernard van Galen (‘Bommen Beernd’) zal hij daar niet om gerouwd hebben.
De kwaliteiten van Rabo Herman maakten hem tot een gewaardeerd lid van de Overijsselse Staten.
Meerdere malen is hij als extraordinaris(13) afgevaardigd naar de Staten-Generaal, onder meer naar de Grote Vergadering in 1651. Het was een uitgebreide Staten-Generaal vergadering, waar zowel de ordinarissen als de extraordinarissen voor werden uitgenodigd. De uitnodiging kwam van de Staten van Holland. De directe aanleiding was de dood van Stadhouder Willem II op 6 november 1650. Doel was het treffen van regelingen in zaken van unie, religie en militie.
Het was een spannende tijd, want door de dood van Willem II ontstonden er landelijk en dus ook in Overijssel staatkundige twisten. Die gingen over de vraag of er wel of niet een nieuwe Stadhouder zou moeten worden gekozen. De minderheid der Provinciale Staten (de meeste Twentse edelen en de steden Deventer, Hasselt en Steenwijk) waren tegen de aanstelling van -de pas geboren– Willem III tot stadhouder.
Gezien de opvattingen, zoals in zijn geschriften vastgelegd, hoorde Rabo Herman bij deze minderheid.

Aanloop naar de Vrede van Münster

Voor het goede begrip doen we eerst even een stapje terug naar de tijd, dat Rabo Herman studeerde in Leiden. Toen Rabo Herman zich op 17-jarige leeftijd inschreef bij de Universiteit van Leiden(14) betekende dat niet alleen het doen van een prestigieuze rechtenopleiding, maar ook het kunnen ontwikkelen van een hoogstaand netwerk. Zo bestond het humanistische netwerk in Leiden naast de (later tot professor benoemde) Johann Friedrich Gronovius ook uit Adriaen Pauw(15). Deze gaat ook rechten studeren in Leiden, waar hij de gebroeders Cornelis en Johan de Witt leert kennen.

Afb. 03: Grote zaal op het Binnenhof

Deze Adriaen wordt een prominent jurist. In 1652 wordt hij benoemd tot raadsheer in het Hof van Holland. In 1670 wordt hij president van het Hof. Zijn moeilijkste zaak volgt in 1672; dan handelt de zaak tegen Cornelis de Witt, zijn vroegere compaan. Het is een zaak, die bol staat van allerlei verwikkelingen en waarbij (nog) altijd de waas van een complot (vanuit of rondom Willem III) heeft gehangen. Hoe het ook zij, Cornelis wordt vrijgelaten, maar wel uit al zijn ambten gezet. Als zijn broer Johan hem bij zijn vrijlating komt ophalen, worden zij beide op een gruwelijke wijze door orangisten vermoord.

Ook Rabo Herman leert Johan de Witt kennen binnen het netwerk, waarin hij zich beweegt. Johan , die eveneens rechten heeft gestudeerd in Leiden en een paar jaar jonger was dan Rabo Herman, is zoals bekend een belangrijk politicus geweest. In het Eerste Stadhouderloze Tijdperk is hij negentien jaar raadpensionaris van het gewest Holland geweest en daarmee de belangrijkste politicus van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

De familie Pauw was een zeer vooraanstaand patriciërsgeslacht met de navenant bijhorende hoge publieke functies en invloed. Zo stond de vader van de bovengenoemde Adriaen(16), weliswaar niet formeel, maar wel feitelijk aan het hoofd van de Nederlandse delegatie, die van 1646 tot 1448 in Münster onderhandelde over het beëindigen van de 80-jarige oorlog. De Vrede van Münster is jarenlang voorbereid en ook Rabo Herman zou daar zijn steentje aan hebben bijgedragen. Omdat Rabo Herman via zijn compaan Adriaen zeker bekend zal zijn geweest bij de vader van Adriaen en Rabo Herman uitblonk in intellect, zowel kennis had van rechten als krijgskunde en een reputatie had als gewaardeerd en deskundig politicus en persoon is het niet vreemd, dat hij bij de voorbereidingen betrokken is geweest.

Op 24 oktober 1648 is de Vrede van Münster gesloten. Bij de feitelijke ondertekening is Rabo Herman niet geweest.

Publicaties en Overijsselse twisten

Buiten Overijssel stond Rabo Herman vooral bekend als politiek en militair theoreticus. Hij hoorde op dat gebied tot de meest prominente denkers en publicisten van zijn tijd. Op 26-jarige leeftijd, in de voorbereidingen van de Vrede van Münster, schreef hij een ‘Leerboek voor de Vrede’ (later is er een verhandeling over de oorzaken van de Eerste Engelse oorlog van 1652-1654 aan toegevoegd).
Kort voor zijn dood verscheen zijn studie over de Romeinse oorlogsvoering.
Zijn belangrijkste geschrift ‘Libertas Publica’ werd pas uitgegeven vier jaar na zijn dood. Dit werk werd ook uitgegeven in een vertaling als ‘De gemene vryheit’.
In 1669 verscheen nog ‘De Jure Imperii’, dat handelde over de vorstelijke onschendbaarheid.
Beide boeken zijn uitgegeven op kosten van het Deventer stadsbestuur.
Dat heeft een goede reden:

In Overijssel werd in 1657 opnieuw een soort oorlog uitgevochten, maar nu binnen de eigen gelederen. Een legertje soldaten trok, in opdracht van Kampen en Zwolle naar Hasselt om daar het bestuur een lesje te leren. Het was het gevolg van een politieke crisis, die enkele jaren eerder was ontstaan na de dood van Willem II. Holland stelde voor om het stadhouderschap voorlopig vacant te laten; de onderliggende reden was natuurlijk een machtskwestie, in ultimo ‘wie heeft het voor het zeggen?’. Min of meer schoorvoetend sloten de meeste gewesten zich bij dit standpunt aan, behalve Friesland, Groningen en Drenthe, die een eigen stadhouder hadden.
Consequentie was, dat conflicten (daar waar voorheen de stadhouder bemiddelde) nu door de regenten zelf opgelost moesten worden. Naar aanleiding van een zeer omstreden benoeming van een Drost van Twenthe (in de persoon van Rutger van Haersolte) ontstond een conflict binnen de Staten van Overijssel, waardoor deze in 1654 uiteen viel in twee partijen; de Deventer minderheidscoalitie (stadsbestuur Deventer en de Twentse Ridderschap) en de Zwolse coalitie. De spanningen liepen zo hoog op, dat men oprecht bevreesd was voor een burgeroorlog. Beide partijen(17) riepen zichzelf uit tot de wettige gewestregering. Bemiddelaars werden afgewezen. Zelfs een gezamenlijke poging van raadspensionaris Johan de Witt en Willem Frederik, de Friese stadhouder, liep op niets uit.
Na de strafexercitie naar Hasselt met ruim 20 doden en veel materiele schade waren de partijen bereid om arbitrage te aanvaarden. Een commissie, samengesteld door Holland en waarin o.m. Johan de Witt zitting had, legde Overijssel een regeringsreglement op, dat op vrijwel alle punten tegemoet kwam aan de eisen, die de Deventer partij eerder op tafel had gelegd.
In de jaren 1654-1657 werden pamfletten gebruikt als media-kanaal. De geschriften aan Deventer kant vielen in positieve zin op door stijl en inhoud.
Omdat Rabo Herman deel uitmaakte van het Deventer kamp, zal zijn invloed zeker merkbaar zijn geweest. Door zijn persoon (rustig, welbespraakt, overdacht en intelligent), maar ook door zijn opleidingen (rechten, krijgskunde) en politieke ervaring. In de dissertatie van Jan Haverkate(18) wordt in dit kader opgemerkt ‘Met de Twentse Edelman Rabo Herman Schele had de Deventer partij zelfs een politiek tekstschrijver in huis met een grote reputatie’.

Dat het Deventer stadsbestuur de kosten van de beide uitgaven voor hun rekening nam is dus te zien als dank voor zijn verdiensten in die moeilijke jaren, maar zeker ook omdat zijn humanistische en vooruitstrevende ideeën over de inrichting en uitvoering van publieke staatsrechtelijke lichamen belangrijk genoeg gevonden werden om ze te publiceren.
Tegelijkertijd moeten we ons realiseren, dat Rabo Herman in deze jarenlange bestuurlijke twisten deel uitmaakte van het Deventer kamp en dus van de Twentse edelen, terwijl hij formeel deel uitmaakte van de Sallandse Ridderschap! Dat zal hem dat door de Sallandse Ridderschap niet altijd in dank zijn afgenomen en maakte zijn positie nogal heikel. Wat dat betreft was Rabo Herman een echte Schele, want ook zijn opa en vader waren in de hectische geloofstwisten in hun tijd altijd zeer trouw aan hun opvattingen en daardoor zeer betrouwbaar en onkreukbaar, ook als dat van hen persoonlijke offers vroeg.

Libertas Publica

Op de geschriften en publicaties van Rabo Herman komen we verder in de tekst terug. Toch wil ik hier even stilstaan bij zijn belangrijkste geschrift, dat in 1666, vier jaar na zijn dood gepubliceerd werd, namelijk de Libertas Publica. Het boek Libertas Publica baarde in die tijd, maar ook nog lang erna, veel opzien. Omdat dit boek, zoals de recensie van Van Doorninck hieronder in essentie duidelijk maakt, de kernvisie van Rabo Herman omvat en daarmee de wijze waarop hij in het leven stond, lijkt het mij gepast om er nu even op in te zoomen.
Van Doorninck(19) schreef hierover in 1885 (ruim 200 jaar na de dood van Rabo Herman!) het volgende; ‘… want het behoorde – om slechts één punt aan te halen – zeker tot de allesbehalve dagelijkse verschijnselen, dat een edelman, zozeer bevoorrecht boven zijn medeburgers, waar het het verkrijgen der hoogste staatsambten betrof, met warmte in openbaar geschrift de stelling verkondigde, dat, hoewel gene republiek zo ver gaat van volstrekt allen tot het staatsbestuur toegang te verlenen, daar immers vrouwen en kinderen overal buitengesloten worden, het toch van belang is, dat voor niemand de weg tot de regering afgesloten zij. Want is het ook al onmogelijk, dat ieder zelf de hoogste rangen inneme, dan wordt toch, mits het uitzicht daarop mogelijk zij, de belangstelling in de publieke zaak voor allen gewekt, als mogelijk een bloedverwant deel van de regering uitmaakt’.
Democratischer was in die tijd niet mogelijk!

Zijn laatste jaren

De vraag aan het begin van dit artikel was: Wie is Herman Rabo Schele?
Elk mens heeft vele kanten, noodzakelijk om te overleven. Dit gezegd hebbende is een beschrijving van een persoon vooral het benoemen van de kernwaarden, die iemand tekenen. In mijn optiek kan ik Rabo Herman beschrijven als een aimabele, bijzonder ontwikkelde en intellectueel begaafde man, die op een welsprekende en scherpe (zonder kwetsend te zijn) manier het woord kon voeren, maar ook via de pen (gezien zijn tijd, waarschijnlijk de ganzenveer…) zijn gedachten en meningen uitstekend kon weergeven. Gezien zijn publicaties, contacten en politieke keuzes was het zeker geen feodaal ingestelde man, maar juist iemand die streefde naar een vorm van gelijkheid als mens. Mijn beeld van Rabo Herman is dan ook zeker niet van de Ridder in het harnas; wel van een krachtig persoon, met een beschouwende, menslievende en oprechte aard. In dat opzicht een ‘Ridder pur sang’ dus(20).
Rond 1660 trok hij zich terug uit het openbare leven op het Huis Weleveld. Dat is verrassend, want vanaf 1626 was Welbergen zijn thuishaven.

Afb. 04: Haus Welbergen

Er zijn vermoedens, dat hij wellicht gedesillusioneerd was. Gezien alle ontwikkelingen in de 50er jaren van de 17de eeuw en zijn rol erin is dat zeer wel mogelijk. Bovendien zette de crisis in de Overijsselse Staten de politieke vriendschap tussen Rabo Herman en Johan de Witt flink onder druk. In de zomer van 1657 stopte dan ook de briefwisseling van Rabo Herman met Johan de Witt.
Zijn Huis Welbergen liet hij beheren door de zonen van Goossen Heidenrick, zijn broer die woonde op Weleveld.
De jaren erna legde hij zich toe op studie.
Toch kreeg Rabo Herman van Overijssel ook nog erkenning! In het Huygens Instituut(21) wordt een geschrift bewaard met de tekst, waar hier een deel van wordt overgenomen:
‘Als een blijk van edelmoedigheid vinden wij aangetekend, dat hij(22) om ’s lands kas te sparen , de kosten, noodig ter goedmaking van de waardigheid des persoons, dien hij aldaar vertegenwoordigde, uit zijn eigen middelen droeg en, ’t geen hem deswegen van ’s lands wegen werd toegeleid, grootmoedig van de hand wees. Ook zou hij eveneens gehandeld hebben , zoo vaak hij van wegen zijn gewest, in de hooge vergaderingen te ’s Hage zitting nam of met eenige andere eerepost werd bekleed. Hierdoor verwierf hij de achting en het vertrouwen zijner landgenooten en werd hem het drostambt van IJsselmuiden, en de aanzienlijkste en voordeeligste waardigheden in Overijssel, met eenparigheid van stemmen opgedragen.’
Naast de erkenning zegt het ook veel over de wijze waarop Rabo Herman als persoon in de ingewikkelde en hectische jaren 50 van de 17e eeuw gehandeld heeft.
Helaas heeft hij deze ‘verheffing’ tot Drost van IJsselmuiden niet lang mogen ervaren en uitvoeren, want twee maanden later (op 16 juni 1662) overleed Rabo Herman op Weleveld aan een ‘brandende koorts’.

Hij werd begraven in de Oude Kerk te Borne.

Postuum ….

Normaal eindigt een levensbeschrijving bij de dood van de betrokkene, maar niet in dit geval. Sterker nog, zijn roem als wetenschapper en auteur groeide alleen maar..
Bij leven publiceerde Rabo Herman, zoals eerder in dit artikel genoemd, ‘Leerboek voor de Vrede(23)’ in de aanloop van de vredesonderhandelingen in Münster. In 1660 verscheen zijn studie over de Romeins oorlogsvoering(24). Zijn belangrijkste werken verschenen postuum, namelijk ‘Libertas Publica’ in 1666 en in 1669 resp. 1671 de studies ‘Oorzaken van de Eerste Engelse Oorlog’ en ‘De jure imperii’, handelend over de vorstelijke onschendbaarheid.

Dat Rabo Herman een gerespecteerd geleerde is geweest, die in belangrijke intellectuele en literaire kringen verkeerde werd vooral duidelijk in 1666, niet toevallig het jaar van publicatie van zijn belangrijkste werk ‘Libertas Publica’. Drie hoogleraren, t.w. Johannes Georgius Graevius, Samuel Ten Nuijl en Gozewijn Hogers, schreven lyrische lijkdichten(25) op hun overleden collega, maar ook vriend.

Hieronder een korte toelichting op de drie personen, want dat geeft inzicht in welke kringen Rabo Herman verkeerde en bovendien meer achtergrond over de ingewikkelde en hectische tijd ten tijde van de crisis in de Overijsselse Staten en het Deventer kamp erin.

Johannes Graevius studeerde aan de universiteit van Leipzig. Bij een reis door Nederland ontmoette hij in Deventer hoogleraar Johann Friedrich Gronovius (!), inderdaad degene, die Rabo Herman zo lovend had omschreven toen hij studeerde in Leiden. Gronovius was toen als hoogleraar verbonden aan het Atheneum Illustre in Deventer. Johannes Graevius heeft daar vervolgens twee jaar gestudeerd. Toen Gronovius weer naar Leiden vertrok, werd Graevius zijn opvolger in Deventer.
Overigens was Graevius officieel historieschrijver van Willem III.

Samuel Ten Nuijl (bekend als Tennulius) werd in Deventer geboren en was de zwager van Gronovius. Samuel werd hoogleraar aan de ’Hohe Schule’ te Burgsteinfurt! Later werd hij hoogleraar in Nijmegen. Gronovius was getrouwd met de zus van Samuel, AleijdaTen Nuijl (die jong stierf, waarna Gronovius is hertrouwd).

Gozewijn Hogers was een veelzijdig professor aan het reeds eerder genoemde Atheneum Illustre. Hij stamt uit een zeer vooraanstaande familie uit Deventer. In hun familieboek wordt Rabo Herman genoemd als vriend van Gozewijn en wordt een hoofdstuk aan hem gewijd.

Allen waren vaardig met de ganzenveer en zo langzamerhand wordt het dus duidelijk waardoor de pamfletten van het Deventer kamp opvielen qua schrijfstijl en niveau! Naast vrienden waren zij ook gelijkgestemden en was ieder op zijn manier actief in het Deventer kamp. Gozewijn Hogers heeft zijn invloed bij de gemeente Deventer aangewend om de publicaties van Rabo Herman uit te kunnen geven.
Ook de dichter-predikant Johannes Vollenhove liet zich niet onbetuigd bij het poëtisch toezwaaien van lof over Rabo Herman, maar dat komt later.

Bij het tweede stadhouderloos tijdperk in 1702 werd het boek van Rabo Herman weer uit de kast gehaald door de republikeinen. Veertig jaar later kwam er een goedkope uitgave uit van de Libertas Publica, deze keer in een nieuwe vertaling onder de titel ‘Algemeene vrijheid’.
Eind 18de eeuw was er een Rabo-hype onder de patriotten. Zij zagen in zijn persoon en gedachtegoed een prachtig voorbeeld van het patriotisme. Zijn gedachtegoed werd als het ware opgezogen en gekneed naar wat hen uitkwam.
In de eerste jaren van de Bataafs-Franse tijd (1795-1813) ging men zelfs nog verder in het romantiseren van de persoon en het werk van Rabo Herman en werd hij gezien als een hardwerkende plattelandsbewoner, die als geleerde uit overtuiging zelf de ploeg hanteerde. Hoewel niet slecht bedoeld, werd er op die wijze wel met zijn gedachtegoed aan de haal gegaan.
Ook in Twente is begin 19de eeuw nog aandacht uitgegaan naar Rabo Herman, maar ook die viel onder
de term ‘aan de haal gegaan’. De Almelose textielhandelaar Gerrit ten Bruggecate vond het tijd, nu het economisch beter ging, om Twenthe wat glorieuzer te presenteren, want had Twenthe ook in het verleden niet zijn helden gekend?
In zijn lofdicht uit 1837 lijkt hij Rabo Herman te plaatsen naast helden als Tromp en De Ruyter. Loftuitingen is mooi, maar je kunt ook doorschieten. Maar oordeelt u zelf over het gedicht:

Wat Ed’len Nederland mag noemen,
Bewonderd door geheel deez’ aard’,
Gij moogt o Twenthe! Op Schele roemen’
De hulde van het nakroost waard.
Gij moogt hem voegen bij de braven (26)
Die heinde en ver de glorie staven
Van hun zoo dierbaar vaderland

Wat blijft is, dat Rabo Herman een bijzonder en wijs mens was en een nogal atypische edelman. Zijn persoon, zijn gedachtegoed en zijn inspanningen voor de publieke zaak hebben veel mensen geïnspireerd. Dat levert bewonderaars, maar ook vijanden op. Weleveld heeft een uitzonderlijke zoon voortgebracht, die het waard is om ook vandaag de dag gekend te worden. Cato Hӓnisch ten Cate heeft er goed aan gedaan om deze bijzondere man aan de vergetelheid te ontrukken door één van haar boerderijen zijn naam te geven, zodat Rabo Herman tot op de dag van heden voortleeft. Zijn ideeën waren in die tijd zeer vooruitstrevend. Ondanks zeer moeilijke omstandigheden heeft hij altijd de koers recht gehouden en zijn aandeel geleverd in zowel de Vrede van Münster als vrede binnen de Overijsselse Staten. Voorwaar, een groot man met een bescheiden inborst.

Tot slot …


Tot slot een lijkgedicht, Lyktranen geheten, van dichter-predikant Johannes Vollenhove. Hij is geboren in Vollenhove, waar zijn vader burgemeester was. Rond 1666 schreef hij het volgende gedicht over Rabo Schele:

Een edelman, volleert, volmaakt in allen dele;
En berg en bosch en beek weergalmen: Schele, Schele.
O Borne, rijst uw naam en eer niet al te groot,
Terwijl ge ’s helts gebeente ontfangt in uwen schoot?

Bronnen

‘Och ewig is so lang’, zeven eeuwen Weleveld, Landgoed, Havezate en Bewoners
Auteur; Jet Spits Uitgegeven door Walburg Pers
https://www.wieiswieinoverijssel.nl
Boorn & Boerschop ( diverse nummers )
Wikipedia
Mijnstadmijndorp.nl
De Geschiedenisbibliotheek van Groningen
‘Spindoctors van de Gouden Eeuw’ dissertatie van Jan Haverkate 2019
‘Instrumenten van de macht’ De Staten-Generaal en hun archieven 1576-1796
Th.H.P.M. Thomassen UvA

Foto’s

Portret van Rabo Herman Schele is eigendom van de ‘Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis (sedert 1858).
De foto van Huis Welbergen is van Dhr. E.T.J.T. Kwint
De Groote Zaal in het Binnenhof (waar de Staten-Generaal bijeen kwamen) in 1651 geschilderd door Dirck van Delen. Het is eigendom van het Rijksmuseum te Amsterdam.

Noten

1) Het boek “Och ewig is so lang”, met als ondertitel ‘Zeven eeuwen Weleveld. Havezate, landgoed en bewoners’ ( Jet Spits, 2003 ) is in dit artikel gebruikt als belangrijke informatiebron. Omdat de informatie breed is gebruikt is het ondoenlijk dit steeds in de voetnoot te melden en voorziet deze melding dus voor het volledige artikel.
2) Zij is de grootmoeder van de huidige eigenaresse Mw. C.M. ( Carleen ) Kwint-Hӓnisch ten Cate
3) Zie Boorn en Boerschop augustus 2014, artikel ‘Wat nog niet ( of niet juist ) in het bijnamenboek “De Melbuuln van Nazareth” staat.
4) Sweder heeft zo’n 40 jaar lang een huiskroniek bijgehouden, die zeer veel persoonlijke informatie geeft over die tijd. Een heel belangrijk document voor de historici. Zie o.m. www.wieiswieinoverijssel.nl/Sweder-Schele
5) Voor meer informatie over Anna Brawe en haar achtergrond verwijs ik naar het artikel ‘Drie Brawegrafstenen in de Kerk van Borne’ uit de Boorn en Boerschop van maart 1999, geschreven door Jaap Grootenboer.
6) Havezate Venebrugge lag bij het gehucht Venebrugge, niet ver van Hardenberg en dichtbij de grens en de oude Hessenweg tussen Zwolle en Hannover.
7) Een Erfkastelein is een slotvoogd. Sweder was door de aankoop uiteraard de feitelijke beheerder van het Goed, maar hij woonde er niet.
8) Zoals eerder vermeld is, zijn twee andere zonen uit de beide huwelijken vroeg overleden en de andere broer uit Sweder’s eerste huwelijk, Christoffer Helmer, was verstandelijk gehandicapt..
9) Deze was gesticht in 1588 door Graaf Arnold zu Bentheim-Tecklenburg. De school bestaat nog steeds, maar heet nu Gymnasium Arnoldinum te Steinfurt.
10) Waarschijnlijk kenden Gronovius en Rabo Herman elkaar vanuit de humanistische kring, waar veel intellectuelen elkaar troffen en discussieerden. Overigens wordt in ‘Och ewig is so lang’ de naam Grotius genoemd als bron van de omschrijving van Rabo Herman. Dat is echter zeer onwaarschijnlijk. Grotius is de gelatiniseerde naam van Hugo de Groot, de ‘man van de ontsnapping per boekenkist’. Hoewel dat ook een humanist was, verbleef Hugo de Groot sedert 1634 in Parijs als gezant van Zweden.
11) Venebrugge was wel een havezate, maar geen door de Ridderschap goed gekeurde havezate. Dat zou pas in 1647 gebeuren.
12) Nergens kon ik vinden om welke jaren het precies gaat, maar zeer waarschijnlijk zal dat begin jaren 1640 geweest zijn.
13) De Staten-Generaal kende de ordinaris en de extraordinaris vergaderingen. Ordinaris vergaderingen hadden de vorm van ledenvergaderingen; de gebruikelijk vergaderingen dus. Daarnaast bestonden extraordinaris vergaderingen. Een extraordinaris was een buitengewoon gedeputeerde met volmacht van de betreffende provincie om zonder ruggespraak besluiten te nemen in de zaken, die van tevoren waren geagendeerd. De Landsheer kon dergelijke vergaderingen niet zonder goede reden uitschrijven. Het moest dan gaan over besluiten die moesten worden genomen “dewelcke strecken tot ( … ) een groote verandering van de republijck” (van Boxhorn hantboecxken, 2)
14) De oudste universiteit van Nederland, gesticht door Willem van Oranje op 8 februari 1575. Dankzij de politieke en religieuze vrijheid groeide de universiteit uit tot ‘Het wonder van Europa’, een broeinest van uitmuntende wetenschap en vrijdenkende opvattingen.
15) Zoon van Adriaan Pauw (1585-1653), die 2x Raadpensionaris van Holland was. Gronovius is huisleraar bij hem thuis geweest en kende zijn zoon Adriaen ( 1622-1697 ) dus goed.
16) De vader is Adriaan Pauw (1585-1653)
17) Het begrip partij gebruik ik vanuit pragmatisme en als synoniem voor coalitie, dus niet in politieke zin.
18) Spindoctors van de Gouden Eeuw, Jan Haverkate 2019.
19) Jan Izaak van Doorninck, geb. 1840 en jarenlang archivaris van Overijssel. Tevens was zijn liefhebberij om ‘in vergetelheid geraakte’ boeken op te speuren.
20) Pur sang betekent letterlijk zuiver bloed; een ridder van het zuiverste bloed dus …
21) Via het Biografisch Portaal van Nederland is de tekst uit de hier aangehaalde akte te vinden. De tekst staat op naam van Van der Aa.
22) Rabo Herman dus …
23) In de akte van Van der Aa (zie voetnoot 21) staat hierover: ‘Reeds op 24 jarigen leeftijd had Schele dit werkje (Protrepticon de Pace) onder den Pseudoniem van Publius Demophilus in het licht gegeven’.
24) In dezelfde akte staat hierover: ‘Schele gaf dit werk anoniem met zijn voorletters H.R.S. uit.’
25) Een lijkdicht is een gedicht ter nagedachtenis van een overledene
26) dapperen

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)

(–> naar Inhoudsopgave 2022-03)

(–> naar Boorn & Boerschop pagina)