Auteur: Bertie Velthuis
Wellicht herinnert u zich het nog wel het bericht in de Tubantia van 21 juni, nu al weer een jaar geleden” met de kop “Dit is de heilige graal van Twente. Bij dit artikel is een foto geplaatst met daarop, staande rond een grote zwerfkei, Jeroen Kühlmann, Willie Berends (Enschede), Joop Kroeze en Bertie Velthuis. De steen ligt in de (zij)tuin van het notariskantoor Kühlmann, Westerhof en de Kok, Bekenhorst 15 te Borne. Wanneer u de parkeerplaats naast het kantoor opgaat, kunt u de steen niet missen. Bij de steen staat een nogal gehavend bordje met de tekst “Richtersteen de richter sprak hier recht ‘orstpl’, Orstpl kan, met een beetje “voorkennis, worden uitgelegd als ‘Dorsetplein. De steen is juist ‘ontdekt’ zo lijkt het. De mensen op de foto lijken de grote ‘ontdekkers’. Maar dit is helemaal niet zo. Cruciaal bij het gegeven dat de steen daar zo ligt is de opmerkzaamheid van de heer Albert Carel Meijling geweest Ik ben eens in het levensverhaal van deze Meijling gedoken. Hij blijkt een belangrijke rol te hebben gespeeld in het bedrijfsleven, het maatschappelijke leven maar vooral bij het vastleggen van oude Twentse tradities. Onderstaand artikel handelt over zijn leven en werk.
Bij het ter perse gaan van deze Boorn en Boerschop is de steen mogelijk reeds verplaatst naar de Nederlands Hervormde kerk (de Oude Kerk) aan de Oude Kerkstraat te Borne. Over ‘het terug vinden’ van de steen zelf en de verplaatsing zal ik in de Boorn & Boerschop van december vertellen.
Albert Carel Meijling
A.C. (Albert Carel) Meijling wordt op 9 april 1990 te Borne geboren. Hij is het jongste kind in een gezin met 7 kinderen, 4 jongens en 2 meisjes, van Herman Meijling, logementhouder en brouwer, geboren in 1846 te Borne en overleden in 1921 te Borne. Herman is de stichter van de bekende bierbrouwerij Hengelo’s bier. Zijn moeder is Johanna Jacomina van Cleeff, geboren op 6 januari 1855 te Borne, Haar ouders waren Willem van Cleeff, fabrikant en Grietje Bussemaker.

Zijn moeder zal de gezegende leeftijd van 101 jaar bereiken. De familie is Doopsgezind, zoals zoveel ondernemers in Borne. Albert huwt op 30 jarige leeftijd te Zaandam met Willemina Louiza Elizabeth Duijvis. Zij is een dochter van Pieter M. Duijvis, machinefabrikant, en Jacoba C. van Cleeff. Zijn moeder en zijn schoonmoeder zijn zussen. De families Meijling en van Cleeff zijn ook zakelijk verbonden. Herman Meijling koopt namelijk de bierbrouwerij “de Hoop”, gelegen aan de Marktstraat 8 van J.J. van Cleef, naast brouwer ook burgemeester van Borne. Vader Herman Meijling is eigenaar van herberg “de Keizerskroon”, gelegen aan het Marktplein, thans Dorsetplein. Dit logement annex bierbrouwerij is in zijn bezit gekomen door zijn huwelijk met Hendrikje Lippinkhof, dochter van de eerdere uitbater. Hij huwt dus met een volle nicht. Uit dit huwelijk worden 6 kinderen geboren. Drie van deze kinderen overlijden binnen 4 maanden. Wilhelmina overlijdt 1 mei 1934 op 36 jarige leeftijd te Hengelo. Drie zoons: Hans, Erik en Otto bereiken de volwassen leeftijd. Na zijn huwelijk vestigt Albert Carel zich in Hengelo en wel aan de Grundellaan 27. Bij een bombardement in het najaar van1944 wordt de woning verwoest. Albert en zijn 3 zoons overleven, Albert en de twee oudste zoons zijn niet thuis. De huishoudster vlucht met de jongste zoon naar de kelder. Nu de woning verwoest is, vestigt Albert zich in de boerderij Aalderinksweg 2 te Borne. Deze boerderij is in het bezit van de familie Meijling. Op mooie zon- en feestdagen komt de familie hier samen in de daar gelegen theekoepel.

Overdag logeert het gezin bij de pachter, de fam. Huiskes (Huiskesboer). ‘s Nachts slaapt Albert met zijn oudste zoon Hans op het zoldertje boven de theekoepel. Er is een luik, waar ze met een ladder naar boven kunnen komen. De ladder wordt naar binnen gehaald en er is niets meer te zien. Albert doet dit omdat hij vreest dat de bezetter zijn oudste zoon mogelijk kan oppakken en naar Duitsland voor de Arbeitseinsatz zal inzetten. Zijn woning aan de Grundellaan “herbouwt” hij pas in 1954. Het perceel is tot dan een ”woestenij”.
Op 68-jarige leeftijd trouwt hij met P.J. de Kat. Uit dit huwelijk worden geen kinderen geboren. Albert is, evenals zijn broers een gepassioneerd jager. Albert is een actief mens. Tot op hoge leeftijd blijft hij zelf zijn grote tuin onderhouden.
Hij sterft op 2 november 1989, bijna 100 jaar oud te Hengelo.
De Meijlings hebben gedurende vele eeuwen een prominente rol vervuld in het dorp Borne. In zijn boek “De Hof te Borne 1206 – 2006” geeft Henk Woolderink een opsomming van functies die door de familie zijn vervult, ik citeer: De familie Meijling was op dat moment, bedoeld wordt het jaar 1637, al vele jaren een bekende familie in Borne. Telgen uit het geslacht hebben generaties achtereen functies uitgeoefend als organist en koster in de kerk, schrijver van de richter van Borne, rentmeester van Weleveld, administrateur van de diaconie of armenstaat, advocaat, et cetera. Herman Meijling bouwt in 1891 de rijk gedecoreerde villa Meijling (Stationsstraat 74), waar hij dus opgroeit. De brouwerij van Herman Meijling, genaamd “Meijling en Barteling” is in 1878 naar Hengelo verplaatst. Ze zal in enkele generaties uitgroeien tot een van de grootste brouwerijen van Oost Nederland. (Hengelosch bier).
Zijn werkzame leven
Van beroep is Albert bierbrouwer. In 1919 nemen 3 zoons van Herman, te weten Gerhardus, Herman jr. en Albert Carel de directie van de brouwerij over en wordt de Hengelose Bierbrouwerij een naamloze vennootschap. Ze stuwen de bekendheid van het Hengelosch bier op en kwaliteit speelt daarbij een grote rol. Om deze kwaliteit te garanderen wordt een laboratorium opgericht. De zorg voor het laboratorium komt bij Albert te liggen. Ze kopen ook een groot aantal horecabedrijven op waarmee een vaste omzet wordt verzekerd. Het gebrouwen bier moet naar de verschillende verkooppunten worden vervoerd. Albert krijgt ook de leiding over het grote hiertoe opgezette vrachtwagenpark. In 1961 neemt hij als directielid afscheid van de brouwerij.
Ondanks zijn lange periode in dienst van de brouwerij, ligt zijn hart daar niet echt. Albert is reeds op jonge leeftijd geïnteresseerd in geschiedenis. Deze interesse zal zijn hele leven blijven. Regelmatig, neemt hij een dagje vrij om er op uit te trekken, Twente in.

Maatschappelijke functies
Albert bekleedde bestuurlijke functies in het culturele en maatschappelijke leven. Zo was hij bestuurslid van het museum Natura Docet, van de Nutsspaarbank, commissaris bij de Bornsche Electriciteits Maatschappij (de latere IJsselcentrale), lid van de Kerkenraad van de Doopsgezinde Gemeente en de plaatselijke afdeling van de Maatschappij tot Nut van het Algemeen. Ook is hij vanaf de oprichting in 1923 directeur van de N.V. Mij. tot Exploitatie der Onroerende Goederen van wijlen den heer M. Meijling Gzn.. In 1922 werd hij samen met zij echtgenote lid van de vereniging tot bevordering van het Overijssels Regt en Geschiedenis. Niet duidelijk is of een ieder zich voor deze vereniging kon aanmelden. Gezien de maatschappelijke positie van de andere leden lijkt het dat men gevraagd moest worden en er een ballotage commissie was. De vereniging gaf voor haar leden veel lezingen, die betrekking hadden op historische gebeurtenissen in heel Nederland. Maar leden van de vereniging waren ook actief in commissies die worden gevormd om financiën te verwerven voor het restaureren van belangrijke monumenten. Zo nemen zowel de voorzitter als de secretaris, de heer G.J. ter Kuile, textielfabrikant te Enschede, in 1918 plaats in een commissie die tot doel heeft de Nederlands Hervormde Kerk te Borne te restaureren. Overigens ook H. Meijling Gzn, broer van Albert, neemt in deze commissie plaats. In1949 is de Oude Kerk weer onderwerp van bespreking in de vergadering van de vereniging. De heer G.J. ter Kuile, dan erelid, geeft aan dat de toren en de kerk als gevolg van een storm op 1 maart van dat jaar ernstig beschadigd is. Hij roept de betrokken instanties op om tot restauratie te komen.
Van belang is ook dat hij een gepassioneerd fotograaf is. Hij is voorzitter van de in 1922 opgerichte Bornse amateur fotografenclub. Doel van de club is om werkavonden en excursies en besprekingen over fotografie te houden en elkaar met raad en daad hierin bij te staan. Ook wil men door het geven van lezingen en het vertonen van lantaarnplaatjes mensen een idee geven wat fotografie is. Dit doet de club concreet op een Nutsavond van de Maatschappij van ’t Algemeen Nut begin april 1924. Alle bezoekers van deze avond zijn enthousiast. Ook maakt hij vele foto’s. In het boek “Kiek toch ‘s” merken de auteurs bij een foto van de fam. Meijling over Albert Carel op: “Aan hem danken wij veel foto’s in het gemeentearchief”. Zijn hobby zal hij later inzetten voor het vastleggen en bekend maken van de Twentse Folklore.
Cultureel-Historische activiteiten
Hij neemt in 1924 het initiatief om in Borne op paasavond het branden van paasvuur te herstellen. De Twentsche Courant schrijft op 26 maart 1926 dat dit initiatief op prijs en gewaardeerd wordt. Ze is van mening dat de buurtvereniging ‘de Brinkstraat’ in samenwerking met de bewoners van de Koppelsbrink zouden moeten proberen de handen ineen te slaan om te trachten even als vroegere jaren achter de z.g. ‘Hooge Brug’ een paasvuur op te richten. Ongetwijfeld voorzeker; Het is nog niet te laat. Daar voegt de Twentsche Courant nog de volgende ”wens/oproep” aan toe: Moge dees weinige regelen hiertoe bijdragen en dat het een vaste en blijvende jaarlijkse gewoonte worde, welke niet weer verdwijnt en moge bij in vervulling gaan van deze wens, de oude vrome paasliederen eenparig gezongen weerklinken rondom den vreugdegloed. Dit ons Twentsche volk met zijn ouderwetse gebruiken ten ere”. Wanneer de Doopsgezinde Gemeente in februari 1927 tijdens een feestelijke bijeenkomst haar 300-jarig bestaan herdenkt geeft hij een historisch overzicht der gemeente.
In de jaren 1936 en 1937 verzorgt hij op meerdere plaatsen in Twente zijn Twentsche folklorefilm. Als folklorist geeft hij zelf toelichting. De vertoonde film is verdeeld over 4 jaargetijden. Hierbij worden vele oude Twentse gebruiken zoals vlöggel’n in Ootmarsum, paasvuren, de paasgebruiken te Denekamp, de enige mooie rondgang van biddende boerenmenschen op de kruisdagen in de Mekkelhorst bij Denekamp, de brooduitdeling op de Ageler Esch, Pinksterbruidjes te Borne, Saasveld en Fleringen, de roggeoogst in Twenthe, de Boerenbruiloft te Saasveld, het vogelschieten, het klootschieten op de Haarler heide te Reutum, het “kooken” gaan, het Mirrewinterhoornblazen en oude gebruiken van Huize Twickel getoond. Ook wordt de textielindustrie van vroeger en thans, de oude bouwkunst tegenover de moderne bouwkunst, met o.a. de prachtige boogbruggen over het Twente– Rijnkanaal getoond. De film munt uit door buitengewone scherpheid en prachtige natuuropnames, zo staat in een der verslagen in de Twentsche Courant.
Opmerkelijk is dat bij het maken van de recent uitgebrachte film ‘Twente op film, Zo doo wie’jleu dat’ gebruik is gemaakt van beelden die door A.C. Meijling zijn gemaakt. De Oudheidkamer heeft zijn films gedigitaliseerd. Ze zijn nog steeds via de Oudheidkamer te zien.

In mei 1936 is hij samen met J.J. van Deinse en B. ter Kuile aanwezig bij het lentefeest van de Hengelose schoolvereniging. Het feest werd gehouden in de grote zaal van het concertgebouw. Er werden lenteliederen gezongen. Het hoofd der school wijst op dit mooie Twentse gebruik “Met de Lentebroed gaan” Hij wil hier opnieuw belangstelling voor wekken en het gebruik met Pinksteren opnieuw te Hengelo in te voeren. Albert Meijling vertoont, gekleed in een Twents boerenkostuum de door hem gemaakte film. Hierna verscheen in de zaal een folkloristische optocht. De kinderen zingen, staande op het toneel het Twents Volkslied.
In het zelfde jaar is Albert Meijling aanwezig bij de fokveedag, folkloristische optocht en Concours Hippique te Ootmarsum. Hier vormt hij samen met de heren J.J. van Deinse uit Enschede en W.H. Dingeldein te Denekamp de jury bij de optocht.
In mei 1951 is hij bij een vergelijkbaar evenement, de folkloristische wapenschouw, georganiseerd door de A.T.V. (Algemene Vereniging Twente), te Markelo. Hij is voorzitter van de sectie folklore. Bij de opening sprak het volgende woorden:
Folklore is geen museumgoed maar springlevend. Wij moeten de levensuitingen van onze vaders eren maar ook openstaan voor de nieuwe tijd. Het is op het gebied van folklore dat wij elkaar kunnen ontmoeten als wij willen, ongeacht godsdienstige of andere geschillen.
Naast deze werkzaamheden “in het veld” was hij ook op het bestuurlijke vlak actief. Vanaf 1937 was hij bestuurslid van de Oudheidkamer Twente. In 1968 wordt hij, om reden van zijn vele verdiensten voor de Oudheidkamer Twente, benoemd tot erelid.
Het belang van A.C. Meijling voor de Twentse cultuur
Albert C. Meijling behoort tot de zgn. Regionalisten. Met dit begrip wordt daar waar het geografisch regionalisme betreft, bedoeld dat inwoners van een regio op basis van geschiedenis, cultuur en/of spraak enz. een eigen identiteit ervaren. Bewoners van een gebied zijn streekbewust. (Regionalisme komt op vele plekken op de wereld, in vele vormen voor). In Twente is er aan het eind van de 19de eeuw sprake van versterkt regionalisme. De textiel- en metaalindustrie, ontwikkelen zich in die tijd sterk. Het aantal inwoners neemt sterk toe. Twente voelt zich sterker dan de ‘grote’ Overijsselse Hanzesteden steden als Zwolle, Kampen en Deventer, die tot dan toe de dienst in Overijssel hebben uitgemaakt. De reeds in gang zijnde ontwikkeling wordt sterk doorgezet door de textiel-adel uit de families van Heek, ter Kuile en ten Cate. Ze krijgen spoedig medestanders als J.J. (Ko) van Deinse, architect Jan Jans en G.B Vloedbeld, de bouwer van de Twentse taal, de “modersproake”. Van Deinse (1867-1947) was de grote aanjager. Hij schreef in 1926 het Twents Volkslied (in het Nederlands), “ontwerpt” de Twentse vlag en was vanaf de oprichting in 1906 tot 1936 voorzitter van de Oudheidkamer Twente. Voor de tweede wereldoorlog trok Albert Meijling vaak samen met van Deinse Twente in om tradities te onderzoeken en vast te leggen. Na de Tweede Wereldoorlog, maakte Albert vele tochten met Willem Hendrik Dingeldein, een groot kenner van de Twentse taal, geschiedenis en natuurlijke historie en schrijver van vele boeken hierover.
Maar er zijn er veel meer die een steentje aan de regiovorming van Twente bijdroegen. Een hiervan is Albert Carel Meijling.
Frank Löwik, beschrijft in het proefschrift “De Twentse Beweging, Strijd voor Modersproake en Eigenheid”, waarmee hij in 2003 aan de universiteit van Groningen promoveert, Albert Meijling als een adept van van Deinse. Hij omschrijft zijn bijdrage aan de Twentse identiteit als volgt:
De Bornse bierbrouwer Albert Carel Meijling (1890-1990) die geboren was in het zgn. Bussemakerhuis te Borne, was zeer bevriend met Van Deinse. Meijling werkte, na aanvankelijk plannen te hebben gekoesterd om naar Indië te vertrekken, tot 1955 als chef van het laboratorium en was supervisor van het wagenpark van het familiebedrijf Hengelosch Bier. Regelmatig maakte hij zich los van zijn werk, want zijn grote liefde lag dáár niet. Meijling was verslingerd aan het Twentse land en zijn cultuur, zwierf de hele regio af op zoek naar authentiek bronnenmateriaal. Albert legde alles wat hij van waarde vond vast op celluloid. Hij was een begaafd filmer. Vanaf medio twintiger jaren trok hij vaak samen met van Deinse de regio door. Van Deinse verzorgde de woorddienst terwijl Meijling achter de camera kroop.
Een schrijver kijkt vrijwel automatisch op Wikipedia om te zien wat er over een zaak, een persoon is te vinden. Omtrent het leven en werk van de van Deinse, Vloedbeld en Dingeldein is op Wikipedia een pagina opgenomen. Bij twee van deze beschrijvingen wordt naar Albert Carel Meijling verwezen. Zijn naam is gedrukt in rode letters, hetgeen betekent dat er van hem (nog) geen beschrijving is. Hij verdient het op Wikipedia een plekje te krijgen.
Ik zal mij de komende maanden hiervoor inzetten

(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2023-02)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)