Auteur: Anja Tanke
We kunnen het ons niet meer voorstellen: ons huis zonder gas, water en licht. Nog geen 100 jaar geleden was dat in onze gemeente een heel gewone situatie. De beter gesitueerden hadden een pomp in de keuken, de arbeiders haalden water bij openbare waterpompen op straat of hadden een gezamenlijke waterput bij huis. Huisvrouwen kookten op een petroleumstel of op een kolen- of turffornuis. Dat brandde de hele dag, óók in de zomer. Iedereen had een kolen- of turfhok en het schoonmaken van het fornuis was een smerig werkje. We wasten ons bij een lampet, kinderen gingen in de teil en als je het je kon veroorloven, ging je wekelijks naar het badhuis in de Stationsstraat. Voor verlichting waren er petroleumlampen. De huizen, vaak met enkel steens muren, waren niet geïsoleerd en in de winter kon het gebeuren dat in de slaapkamers de ijskristallen op de dekens lagen.
Inleiding
De woonomstandigheden en als gevolg daarvan de gezondheid van de bewoners, worden beter als de Woningwet van 1901 van kracht wordt. Er worden eisen gesteld aan nieuw te bouwen woningen. Gemeenten worden verplicht een bouwverordening vast te stellen en voor nieuw- en verbouw is een vergunning noodzakelijk. De gemeente Borne bewaart in haar archief bouwvergunningen vanaf 1905.

Een volgende verbetering in de woonomstandigheden is het beschikbaar worden van gas, water en licht voor particulieren. In drie delen wordt verteld over de oprichting van de gemeentelijke bedrijven, de levering van gas, water en licht in de eerste jaren en de wijze waarop ons gemeentebestuur dat aan de man én vrouw bracht.
Tot slot wordt beschreven hoe de bedrijven aan hun eind kwamen. In deze eerste aflevering het oudste gemeentelijk bedrijf: het Elektriciteitsbedrijf.
Wat er aan vooraf ging
Op een aantal plekken in het dorp Borne stond straatverlichting voorzien van petroleumlampen. Deze werden iedere avond ontstoken door een zogenaamde lantaarnopsteker en de volgende morgen weer gedoofd. Maar als R.W.H. Hofstede Crull in 1896 de Bornsche Electriciteits-Maatschappij (B.E.M.) opricht, sluit hij een overeenkomst met de gemeente voor het verlichten van de straten middels elektrische gloeilampen voor een bedrag van ƒ 90,– per jaar. Zijn eigen woning en café “Het Steerntje” beiden gelegen in de Marktstraat, waren de eersten met elektrische verlichting. De B.E.M. krijgt een concessie voor het leveren van stroom voor een periode van 30 jaar voor de openbare verlichting en de woonhuisaansluitingen.
Toen de concessie in 1926 afliep, stelde het gemeentebestuur een onderzoek in hoe het nu verder zou moeten met de stroomvoorziening. Helemaal tevreden was men niet want de prijs was voor veel Bornenaren een beletsel om tot aanschaf van elektrisch licht in huis over te gaan. In 1925 stemt de B.E.M., op aandringen van het gemeentebestuur in, met een prijsverlaging voor de huisaansluitingen. Minder dan de helft van de Bornse huishoudens kan in 1926 beschikken over elektrisch licht. Over het algemeen was een dergelijke luxe alleen voorbehouden aan beter gesitueerden.
Het eerste gemeentelijk bedrijf
Het gemeentebestuur beschouwde de stroomvoorziening in eerste plaats als een sociale zaak en in de tweede plaats vond men dat stroomlevering zich ook zou moeten uitstrekken tot de meer afgelegen huizen. Er worden in 1926 besprekingen gehouden met de B.E.M., maar na langdurige onderhandelingen bleek deze niet bereid aan de eisen tegemoet te willen komen. Het gemeentebestuur is van mening dat haar eigen belang én dat van haar inwoners de doorslag moet geven en daar gaat de B.E.M. niet mee akkoord. In dezelfde periode zijn ook onderhandelingen gevoerd met de N.V. IJsselcentrale uit Zwolle.
De prijs die geboden wordt, vindt het gemeentebestuur te hoog. Deze is vrijwel gelijk aan de prijs die nu nog berekend wordt door de B.E.M. Daarnaast vindt het gemeentebestuur dat eventueel winsten ten goede moeten komen aan elektriciteitsvoorzieningen in deze gemeente én men wil toezicht kunnen uitoefenen op de gang van zaken. Tevens zijn er een aantal financiële lange termijn risico’s verbonden aan het uitgeven van een nieuwe concessie aan de B.E.M. of de IJsselcentrale. De raad besluit daarom op 21 september 1926 de concessie niet te gunnen aan een stroomleveringsbedrijf maar een gemeentelijk elektriciteitsbedrijf op te richten. Uit onderzoek is gebleken dat een dergelijk bedrijf zeer winstgevend is en uit ervaringen van andere kleine gemeenten komt naar voren dat de bedrijfsvoering geen extra kosten met zich mee zal brengen. Behoudens goedkeuring van Gedeputeerde Staten (GS) besluit de raad met ingang van 1 juli 1927 het gemeentelijk Elektriciteitsbedrijf op te richten; de bezittingen van de B.E.M. in eigendom over te nemen voor een bedrag van ƒ 25.000,–, met uitzondering van de hoogspanningskabels, goederen in het magazijn en het leidingnet in Zenderen. Voor de levering van stroom sluit het gemeentebestuur een overeenkomst met het Twentsch Centraal Station uit Hengelo. Het Elektriciteitsbedrijf levert de stroom voor de straatverlichting en de huisaansluitingen.

In de overeenkomst met de B.E.M. is het leidingnet
in Zenderen niet inbegrepen terwijl de stroom daar geleverd wordt door de IJsselcentrale. De raad moet voor 1 juli 1927 zorgen voor een aansluiting op het Zenderse net, anders zit Zenderen zonder stroom. Daarom wordt een krediet verstrekt van ƒ 18.000,– voor de bouw van een transformatorhuisje en de 3 km hoogspanningsleiding. Tevens worden nog enkele andere delen van het lichtnet van de B.E.M. overgenomen. In 1927 kende Zenderen dus twee stroomleveranciers met eigen lichtnetten. De IJsselcentrale heeft een rijksconcessie en levert elektriciteit aan het gymnasium, het retraitehuis en het klooster(1).

Ten behoeve van het dagelijks beheer van het Elektriciteitsbedrijf stelt de raad in hetzelfde jaar een beheersverordening vast. Er komt een zogenaamde lichtcommissie die het college van advies zal dienen over onder andere het uitvoeren van werkzaamheden.
Straatverlichting en stroom in Zenderen, Hertme en Bornerbroek
In de dossiers in het gemeentearchief is niets gevonden over de aanleg van straatverlichting in Zenderen, Hertme en Bornerbroek. Het is daarom mogelijk dat die er in de jaren ’20 niet of nauwelijks was. Op oude ansichtkaarten van Bornerbroek staat straatverlichting afgebeeld bij café Annink op de kruising Worker Landen/Entersestraat en in Zenderen in de Hoofdstraat bij café en logement Haarhuis. Mogelijk dat de straatverlichting is aangelegd in opdracht van het rijk, omdat de doorgaande wegen rijkswegen waren en de stroom voor de lantaarnpalen geleverd werd door de IJsselcentrale. Hertme kende geen rijkswegen, er zal nauwelijks straatverlichting geweest zijn.
In 1924 vraagt het college toestemming aan GS om het hoogspanningsnet van Borne te mogen uitbreiden naar Zenderen. GS gaan niet akkoord en bakende het leveringsgebied van de B.E.M. af rond het dorp Borne en stelde tevens de eis dat het college voor nieuwe aanleg een vergunning moet aanvragen.
Zoals hiervoor beschreven worden in 1927 bij de oprichting van het Elektriciteitsbedrijf afspraken gemaakt over de stroomlevering in Zenderen. In 1930 hebben inwoners van Hertme en Bornerbroek niet de beschikking over stroom in huis. Maar zij willen hun huizen graag laten aansluiten, zoals in hun brieven staat: op licht en kracht. In 1930 besluit de gemeenteraad voor eigen rekening tot aanleg van transformatorstations en laagspanningsnetten in Bornerbroek en Hertme voor een bedrag van ƒ 149.461,– door de firma Mijnssen & Co(2). In afwachting van de definitieve beslissing van GS vraagt het college aan GS toestemming om een tijdelijke stroomvoorziening naar Hertme te realiseren middels een bovengrondse laagspanningsleiding. In plaats van toestemming voor een tijdelijke voorziening geven GS opdracht tot overleg tussen het college en IJsselcentrale waarbij het struikelpunt is de zeer eenzijdige machtspositie de IJsselcentrale ten opzichte van de kleine locale bedrijven. GS geven geen toestemming voor uitbreiding van de eerder verleende concessies die ten koste zouden kunnen gaan van de IJsselcentrale. Deze moet ook de minder of niet rendabele gebieden bedienen.
In 1931 sluit de gemeente toch een contract met de IJsselcentrale voor het leveren van stroom voor het gebied buiten het dorp Borne. De IJsselcentrale draagt de stroomlevering van het klooster en het gymnasium over aan de gemeente onder voorwaarde dat de besturen van de inrichtingen hun medewerking verlenen. De overeenkomst wordt aangegaan voor periode van 10 jaar.
Kamervragen over de “elektrificatie” van Zenderen
Het college vraagt op 16 augustus 1928 een vergunning aan voor het kruisen van de rijksweg van Almelo naar Hengelo met bovengrondse elektrische leidingen van 220 Volt en het plaatsen van een lantaarnpaal ten behoeve van het distributienet in Zenderen. De vergunning wordt maar niet verstrekt en inmiddels hebben inwoners van Zenderen voor eigen rekening in hun huizen leidingen laten aanleggen zonder dat ze over elektriciteit kunnen beschikken. De situatie doet zich voor dat huizen aan de ene kant van de straat wel stroom hebben terwijl de bewoners van de overzijde zich nog moeten behelpen met petroleumlampen. De aannemer had uit eigener beweging de stroomdraden over de weg gespannen maar omdat de vergunning nog niet was afgegeven, zijn ze op last van de gemeente verwijderd! Het wachten duurde lang, totdat kamerlid Van Voorst tot Voorst Kamervragen stelde aan de minister van Waterstaat over het uitblijven van de vergunning. Het antwoord kwam snel: de vergunning werd prompt, binnen een week na het stellen van de Kamervragen, op 11 maart 1929 verleend en de vertraging was, volgens Rijkswaterstaat opgetreden omdat de gemeente in gebreke was gebleven bij beantwoording van brieven van Rijkswaterstaat. De gemeente weet echter van niets(3)!!

Wat kost het
Niet iedere inwoner van Borne betaalde hetzelfde bedrag voor elektriciteit. De tarieven waren afhankelijk van de plek waar men woonde. In Borne werd het tarief bepaald door de oppervlakte van het huis, het aantal vertrekken en het aantal bewoners. Terwijl in 1936 inwoners van Zenderen, Hertme en Bornerbroek een voorschot betaalden op basis van een geschat jaarverbruik in kWh (kilowattuur). Een geschat jaarverbruik van 41 t/m 45 kWh per jaar kost ƒ 1,40 per maand; voor 191 t/m 200 kWh per jaar: ƒ 5,25 per maand(4). In 1938 bedraagt de prijs per kWh in Zenderen 4 cent, in Hertme en Bornerbroek 6 cent. Het verschil in prijs had ongetwijfeld te maken met het contract dat gesloten was met de IJsselcentrale en mogelijk ook met de aanlegkosten van het lichtnet door de gemeente die op deze manier werden terug verdiend.
Het zou echter nog jaren duren voordat alle woningen in de gemeente waren aangesloten op elektriciteit.
Geen voorlichting over gebruik en het gevaar van elektriciteit
Bij de introductie van gas en water houdt de gemeente informatiebijeenkomsten om voorlichting te geven over het gebruik. Voor een deel was dat uiteraard uit eigen belang: hoe meer aansluitingen hoe meer winst voor de gemeente. Elektriciteit brengt toch een zeker gevaar met zich mee bij verkeerd gebruik. Zowel in de Bornsche Couranten als in dossiers in het gemeentearchief is geen informatie gevonden over het geven van voorlichting. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat de invoer zeer geleidelijk ging: vanaf 1896 was het immers al mogelijk om over elektriciteit in huis te beschikken.
Opheffing
In 1958 ontvangt het gemeentebestuur een aanbod van de IJsselcentrale voor het leveren van elektriciteit. De IJsselcentrale ruikt een kans tot overname van het gemeentelijk Electriciteits- en Gasbedrijf omdat directeur Vermeer van de gemeentelijke bedrijven dat jaar met pensioen zal gaan. Het gemeentebestuur reageert positief en laat vervolgens het aanbod voor elektriciteit onderzoeken. Tijdens de raadsvergadering van 26 april 1962 wordt besloten dat overname niet gewenst is. Eén van de redenen is dat de exploitatie van het Gasbedrijf duurder zal worden(5)
In 1968 wordt door de minister van Economische zaken een commissie geïnstalleerd die de doelmatigheid van kleine (lokale) elektriciteitsbedrijven in beeld moet brengen en zij zal ook gaan onderzoeken in hoeverre de gemeenten hun rol daarin (distributie en beheer) nog kunnen vervullen. Het college ziet de bui al hangen en opent in 1969 onderhandelingen met de IJsselcentrale. Binnen een jaar wordt de zaak beklonken en tijdens de raadsvergadering van 2 april 1970 wordt besloten tot verkoop van het hoog- en laagspanningsnet, de transformatorhuizen, gereedschappen, huisaansluitingen en magazijnvoorraad.
Tien personeelsleden worden overgenomen, te weten: hoofdopzichter A.A. van Geel; opzichter G.A. van den Bos; keuringsambtenaar H.H.J.M. Boomkamp; grondwerker W.A. Vrielink; boekhouder
H.J. Muizebelt en de elektromonteurs T.W.F. Annink, W.A. Leushuis, H.H.W. Oonk, J.H.J. Oude Kamphuis en R.J.M. van Wanrooy(6).
Met ingang van 1 september 1970 wordt het gemeentelijk Electriciteitsbedrijf opgeheven.

Op de foto ontbreken Reinald van Wanrooy, Johan Oude Kamphuis en Jannes van Geel. De foto is ter beschikking gesteld door Hennie Boomkamp
Verantwoording
- Secretarie-archief gemeente Borne 1929-1960 inv. nr. 935 Stukken betreffende de aansluiting van panden op het electriciteitsnet, 1929-1960.
- Secretarie-archief gemeente Borne 1929-1960 Inv. nr. 939 Stukken betreffende de electriciteitsvoorziening in door het Twentsch Centraal Station voor electrische stroomlevering, 1929–1932.
- Secretarie-archief gemeente Borne 1929-1960 inv. nr. 938 Stukken betreffende de electriciteitsvoorziening in door het Twentsch Centraal Station voor electrische stroomlevering, 1929–1932.
- Secretarie-archief gemeente Borne 1929-1960 inv. nr. 947 Stukken betreffende de tarieven voor levering van stroom. Bezwaarschriften verzoeken tot ontheffing, 1929–1945.
- Dossier E07.354.819 Overname Electriciteitsbedrijf door de IJsselcentrale te Zwolle 1958-1962.
- Dossier E07.354.819 Overdracht van het Electriciteitsbedrijf aan de IJsselcentrale te Zwolle 1968-1972.
(–> naar PDF-versie van deze publicatie)
(–> naar Inhoudsopgave 2012-01)
(–> naar Boorn & Boerschop pagina)